25 oktober 2012 | schoonschrift |
De afgelopen maanden zette ik amper iets op papier. Hoewel ik van verschillende mensen hoorde dat de dingen op papier zetten verhelderend werkt. “Schrijf het neer en dan valt het allemaal wel in de plooi.”
Maar schrijven is zo confronterend. Elk woord is dan voor altijd. En misschien wel voor altijd fout.
Dus blijven woorden en plannen dwalen in mijn hoofd en spoken ze rond zonder stilvallen. Blijven ze jagen en razen tot mijn hoofd blokkeert en alles verdwijnt in een wit soort niets.
De afgelopen maanden zette ik amper iets op papier. Behalve dan mijn handtekening. Eén keer onder het contract van mijn fantastische, nieuwe werk. Eén keer onder de verkoopsovereenkomst van ons lapje grond.
Echt voor altijd en alles behalve confronterend.
6 juni 2012 | bedenksels, schoonschrift |
Aan het einde van de doodlopende straat waar mijn ouders wonen ligt een petanqueveld. Vroeger was daar een speeltuin, onze speeltuin. We bouwden een hotel in de zandbak, met ieder een eigen kamer. En zagen in het klimrek met schuifaf een fort of een winkel. We regen madeliefjes tot armbanden en speelden potteke stamp tot aan The Elkhorn. Een vijftiental kinderen die geen zes jaar scheelden.
Nu die kinderen allemaal het huis uit zijn en de ouders grootouders heten, is onze zandbak geweken voor een rechthoekig stuk grind. De mannen staan er wat gebogen over te kijken, goedkeurend mompelend. De vrouwen zitten wat verder in witte plastieken tuinstoelen te keuvelen, de hond op de schoot. Wanneer ik in het schemerdonker de straat inrijd en langzaamaan de gestalten ontwaar besef ik dat dit het is. Hierom wil ik terug naar ergens onder een kerktoren.
Vroeger vond ik dat maar niks. Vrienden bleven hangen en ik wilde terug naar Leuven. Hoe kon je genoegen nemen aan hetzelfde dorp, hetzelfde gehucht, dezelfde straat als die van je ouders? Tien jaar later ligt dat anders. Het is tijd voor iets dat helemaal van ons is. En dat iets ligt blijkbaar onder een kerktoren.
30 april 2012 | schoonschrift |
Gisteren vertelde hij me doodleuk dat we elkaar nooit echt kunnen aanraken, toch niet op microniveau. Onze cellen raken elkaar immers niet. Er ontstaat een soort magnetisch veld waardoor de cellen in mijn hand opzij springen als hij mijn hand vast neemt. In zijn hand gebeurt hetzelfde. Echt contact is er dus niet op dat niveau. Onze hersenen registreren de verplaatsing van cellen en de druk die daaruit ontstaat alleen maar en vertalen het als aanraking.
Hoewel ik dit alles best intrigerend vond, kreeg ik het ook benauwd. “We kunnen elkaar nooit echt aanraken.” Ik stond plots alleen op de wereld, zonder contact met de mensen om me heen. Alsof ik – bewust van mijn lichaam in de lege ruimte – alleen in een koud hoekje zat. Een rilling gleed over mijn rug. “Stel je voor dat je nooit voelt dat iemand je vastpakt. Zou dat bestaan? Omdat je hersenen het dan niet registreren.” “Waarschijnlijk wel, al denk ik dat het niet zo vaak voorkomt. Maar als je je vinger verbrandt, voel je daar ook niet meer zo veel.” Dat was waar, maar over je hele lichaam niet meer voelen dat iemand je aait, troost, vast neemt, kust… Dat lijkt me zowat het eenzaamste wat je ooit kan meemaken.
“We kunnen elkaar nooit echt aanraken.” Het zweefde deze nacht nog door mijn hoofd in vlagen van onrust. Dus zocht ik zijn warme lijf onder de dekens en voelde dat hij er nog was.
18 maart 2012 | schoonschrift |
Vandaag lees ik dat een eilandstaat in de Stille Oceaan op zoek is naar grond. Aangezien het water de honderdduizend inwoners bijna letterlijk aan de lippen staat, wil de regering elders grond voorzien. Dat elders is Fiji en dat ligt 2000 kilometer verderop.
Op zich is daar niets mis mee. Fijn dat de staat Kiribati zijn burgers niet gewoon aan hun lot overlaat. Maar mensen en masse verhuizen lijkt me niet echt de beste oplossing voor het probleem: de wereld is overbevolkt. We zijn met te veel en Moeder Aarde wreekt zich.
In de Middeleeuwen loste de pest dat probleem al eens op. De Zwarte Dood roeide in de veertiende eeuw ongeveer een derde van de toenmalige Europese bevolking uit, enkele slordige tientallen miljoenen. Vandaag zouden dat 165 miljoen mensen zijn. 165 miljoen Europeanen minder. Dat zou nog eens ademruimte creëren.
Tegenwoordig is dat al een pak moeilijker. De pest is uitgeroeid en van de kroep moeten we ook niets meer verwachten. Daar hebben we inmiddels genoeg vaccins tegen. Elke dag vinden we wel een ander geneesmiddel uit en technologische vooruitgang wordt overal ter wereld ingezet voor een (al dan niet) beter leven.
Wat een geluk dat Moeder Aarde niet opgeeft en ze ziektes creëert waar we niks tegen kunnen beginnen. En dat ze zorgt voor streken waar van technologische vooruitgang niets terecht komt (of alleszins niet voor een beter leven). Maar gelukkig wonen wij niet in zo’n streek. Wat een geluk!
Tot het op een dag te laat is, wanneer het water aan onze lippen staat en het enige wat achterblijft een stomverbaasde uitdrukking op ons verdronken gezicht is.
13 maart 2012 | meegemaakt, schoonschrift |
Vorig jaar mei moest ik een beslissing maken. Na 2 jaar voorzitter zijn van het orkest moest ik beslissen of ik nog wel wilde meespelen, zo elke dinsdag. Vrienden stonden aan mijn mouw te trekken van ja, heel mijn hoofd schreeuwde van nee. Ik had namelijk iets bedacht voor die dinsdag, dat veel aangenamer leek dan het orkest. Als hij van huis zou zijn, zou ik elke week een avond voor mezelf hebben. Per chance is op dinsdag ook al de was van het weekend droog, dus zou die avond een ideale combinatie van nuttig en aangenaam worden. Dat wel op 1 voorwaarde: alleen thuis zijn.
In dat laatste loopt het soms mis en zo ook vandaag, althans dat dacht ik toen ik thuis arriveerde en hem onder een dekentje in de zetel aantrof. Ik word daar instant kregelig van (ocharme hij), omdat mijn grootste kleine kant is dat ik niet goed tegen verandering van plan kan. Eens ik iets in mijn hoofd heb, is het moeilijk dat te veranderen.
Swat, uiteindelijk ging hij toch, want echt ziek is hij niet en het orkest treedt volgende week op (met Buscemi). Daardoor had ik toch mijn vrije avond. Hoezee
Bij gebrek aan wijvenseries (Grey’s Anatomy, Private Practice of Gossip Girl) keek ik Closer, bij nader inzien toch geen wijvenfilm, maar oh zo goed. Het guilty pleasure dat er steeds bij hoort is een drankje. Soms al eens een glas rode wijn, vandaag een glas Rochefort °10 ter waarde van 9 Weight Watchers punten.
Schol!
12 maart 2012 | meegemaakt, projectje, schoonschrift |
Maar ik ben helemaal geen beautiqueen!
Al kan ik al wel eens geld uitgeven aan ‘basis’make-up die dan ligt uit te harden of uit te lopen in mijn mooie make-upbag van Oilily, omdat ik er zo weinig gebruik van maak. Dat maakt ook dat ik er al jaren hetzelfde uitzie wanneer ik opgemaakt ben, nl. opgemaakt. En zo voelt dat vaak ook. Té aanwezig. Zeker als ik er ‘s morgens aan zou beginnen. Ik blijk beter te zijn in avond make-up dan in doordedaagse make-up.
’s Morgens bak ik er dus niks van. Beetje wassen, dagcrème (niet eens met een kleurtje), aankleden en that’s it. Ik hoef niet eens mijn haren te kammen, want die vallen meestal toch gewoon richting aardbol.
Het enige semi-kleurrijke aan mijn gezicht van ‘s morgens vroeg al, is mijn bril. Ik vind, als je dan toch een bril draagt, doe dat dan goed/origineel. Ik draag mijn bril met trots en kan me mezelf ook moeilijk voorstellen zonder. Om de twee tot drie jaar wissel ik van snoet en deze zomer mag het weer. Hoera!
Het begon allemaal toen ik een jaar of 15 was en op zoek ging naar een vervanger voor mijn Harry Potter model. Ik denk dat ik samen met mijn mama alle winkels rond Lummen gedaan heb en op het einde van de dag kwamen we waar we moesten zijn: bij Ilse Gerard in Beringen.
We kochten er toen een klein vierkant model van Theo in het knaloranje. Ik ben nu vijf brillen verder en kijk alweer uit naar de dag dat ik er mag gaan passen. Ik zou ze allemaal op een rijtje willen zetten, maar ik vind niet van alles direct een foto, dus krijgen jullie er drie.


