Hoe hard kan de wereld veranderen op twee weken tijd.
Maandag 9 maart was de laatste dag van mijn zwangerschaps/ouderschapsverlof. Ik maakte me klaar voor 2 helse maanden van werken gaan, overdag kolven en ’s avonds voor uitgetelde kindjes zorgen voordat ik zelf uitgeteld terug in bed kroop voor een onderbroken nacht. (Met het idee, als die kleinste 6 maanden is, dan is er al heel wat anders.)
Ik had niet echt mega veel zin in terug gaan werken.
Gus leek nog zo klein, hij moest duidelijk nog wennen op de crèche. Bovendien is er niks leuks aan 3 kolfsessies op een dag, gerusht tussen het werk door, waardoor je ook je middagpauze alleen in een bureautje zit. Ik maakte me toch al weer zorgen over het feit dat hij zo veel at overdag en ik zoveel niet kon kolven. En dat poedermelk er al zo snel zat aan te komen.
Ot kon sinds een week heel duidelijk zeggen ‘hier blijven spelen’. En wij dan tegen hem ‘maar mama en papa moeten gaan centjes verdienen en dus kan je niet hier blijven spelen, maar we gaan wel spelen op de crèche’. Ik hoorde ons tegen hem zeggen dat we dat zelf ook maar een stom systeem vonden en dacht: Waarom doen we dit eigenlijk? Een hele dag weg zijn van onze kinderen? Om dan ’s avonds gezellig, uitgeput van de dag al dan niet de strijd met elkaar aan te gaan over eten, slapen, wassen, tablet, boekjes, …
En ik ging terug naar een werkplek waarvan ik niet goed wist wat te verwachten.
Eind november kondigde onze minister besparingen aan in de sector. Een sector die – sinds ik er werk (bijna 8 jaar), maar zeker al langer – niet anders doet dan fusioneren, reorganiseren, samenwerken, rationaliseren, stroomlijnen, besparen. Deze keer had de minister heel duidelijk gesteld dat er op hulpverlening niet bespaard zou (mocht) worden, maar dat er aan die overhead toch iets moest gebeuren. Een overhead waar ik toe behoor.
Een uitspraak van de minister die gewoonweg bullshit was. De grootteorde van de besparingen én de aanpassingen in de manier van subsidiëren konden niet anders dan wegen op de hulpverlening. Contracten werden niet verlengd, in andere werd gesnoeid. En er werd intern (ietwat scheef?) gekeken naar ons, de overhead. Want wij zaten daar toch nog.
Het maakte dat ik de afgelopen maanden meermaals dacht: Ik ga niet meer, ik geef mijn ontslag. Weer wat overhead minder, ze zullen mij niet missen. Ons CAW blijft verder draaien, hulpverleners blijven hulp verlenen, ook als ik er niet meer ben.
Het maakte ook dat ik ietwat aarzelend terug begon, vorige week dinsdag. Wat zou er op mijn tafel klaar liggen? Waar ging ik mijn tanden in zetten? Wat zou opleveren voor onze organisatie?
En toen kwam Corona.
Man!
Er kwamen maatregelen en richtlijnen en alle bijhorende communicatie (elke dag weer anders), afgestemd met andere CAW’s en met de overheid.
Onze organisatie leerde telewerken, met alle mogelijke technische, deontologische en inhoudelijke moeilijkheden en vragen die daar bij horen.
Onze tijdsregistratie werd aangepast, afspraken rond sociaal verlof bijgesteld.
Vrijwilligers werden mee op de hoogte gebracht, betrokken en verzorgd.
Er werd intern georganiseerd om telefonische en online hulpverlening zoveel mogelijk waar te maken, om roosters af te stemmen, backups te voorzien.
Er kwam een oproeplijst, zodat de komende weken op alle nodige plekken hulpverlening gegarandeerd kan worden. (Want vergis u niet, er zijn een heleboel mensen die geen eigen ‘kot’ hebben om in te blijven.)
Binnen al die zorg- en hulpverleningsnetwerken werd afgestemd, geluisterd, bekeken wat er nog kan en wat niet (ook daar, elke dag weer anders).
Er werd opgeroepen naar mondmaskers, wasgel, gezocht naar zoveel mogelijk alternatieven.
Voor de Leuvense gevangenen werd gewerkt aan een gratis nummer waarop zij hun hulpverleners kunnen bereiken, zodat ze hun andere belgeld kunnen blijven gebruiken om in contact te blijven met de mensen die ze graag zien.
Er werd verhuisd en gekuist.
En dat allemaal door die overhead he. Zodat onze hulpverleners zoveel mogelijk dat kunnen doen. Hulp verlenen.
Ik heb deze week geen seconde getwijfeld aan mijn job. Dat wij mee zorgen voor die hulpverlening en vooral mee zorgen voor onze collega’s.
Bij deze alvast een oproep aan Wouter en Maggie. Om ook na deze crisis te zorgen voor mijn collega’s, zij die nu mee in de frontlinie staan. Die na dit alles heel wat hebben meegemaakt en een weerslag zullen krijgen. Maar ook dan weer met een te hoge werkdruk en te weinig middelen gaan zorgen voor al die andere mensen die ook een weerbots gaan krijgen. Die dan nog steeds geen kot hebben. Die hervallen zijn in angsten, isolatie, eenzaamheid. Die slachtoffer of getuige zijn geweest van geweld thuis. Die een dierbare verloren hebben, moederziel alleen in het ziekenhuis.