Lijf en leden.
Ik doe mijn joggingbroek aan, wat uitgezakt sinds de wasbeurt van vorig weekend. Dikke wandelsokken aan mijn voeten, iets om gezelligheid te ensceneren (hygge ofzo). Een eenvoudige top, gemakkelijk voor de borstvoeding en een trui, want zomer is dat hier nog niet. Het is mijn uniform van de afgelopen 11 weken en het doet mijn lijf absoluut geen eer aan. Het doet mij geen eer aan, besef ik.
Mijn lijf en ik, wij zijn heel lang niet zo’n goede vrienden geweest. Te dik, niet mooi, te veel te donkere haren, te lomp. Wanneer dat idee er gekomen is, weet ik niet. In mijn hoofd is het altijd zo geweest dat ik moest oppassen wat ik at, want daar en daar werd je dik van. Ik was altijd al de dikste van de hoop (excuus, mollig was het gebruikte woord). Toch zie ik geen dik kind wanneer ik terugblader in fotoalbums uit mijn kindertijd.
Ergens ging het dus mis tussen dat lijf van mij en mezelf. Ergens gingen we elk onze eigen weg, hoorden we niet meer samen. Waren we elk iets apart. Of waren we misschien wel niet.
De afgelopen jaren werkte ik hard om mezelf terug wat liever te zien en dus ook dat lijf van mij. Ik leerde dat we samen horen, samen deel uitmaken van één fijn, mooi en waardevol geheel. Dat ik wat zachter en milder mocht zijn. Ook voor mezelf. En dat er niets mis is met zorgen voor je eigen lichaam en geest.
Al dat geleerde nam ik mee in een zwangerschap en bevalling waarin mijn lijf me versteld deed staan. Nooit was ik zo trots op mijn sterke lijf, de kracht ervan, wat wij samen hadden gepresteerd die 30e november. Nooit eerder had ik mezelf zo aanvaard zonder verwijten of verwensingen als tijdens dat magische derde trimester.
11 weken later schiet er van zacht zijn en zorgen voor mezelf niet zo heel veel meer over. Is de eer even ver zoek.
Maar misschien al goed dat ik dat bij deze besefte.
Want je moet ergens beginnen. En zacht zijn voor jezelf. Nietwaar?