Selecteer een pagina

Ik schreef me in voor een cursus columns schrijven, gegeven door @Zezunja. Ik wilde zoiets al langer, maar had het nog nooit gedurfd. Maar nu ben ik absoluut blij dat ik het gedaan heb. Al blijkt het best moeilijk te zijn: je moet tijd maken om te schrijven, ruimte in je hoofd om vanalles op te pikken doorheen je dag en je mag best niet te veel nadenken over ‘wie ben ik dat ik deze mening zomaar kan poneren?’.

Bij deze dus de column die ik schreef voor de allereerste opdracht. Mijn bedoeling was ze te herschrijven nadat ik er commentaren op had gekregen, maar daar heb ik nog geen tijd voor gemaakt. Waarschijnlijk zal dat er ook niet meer van komen, dus hier is ie!

De smaak van de prinses

“Eigenlijk heeft ze hem al,” zei ze half – maar niet echt – verontschuldigend. Het maakte mijn antwoord volkomen overbodig. Niet dat wij – ik tel er drie – niet rotverwend waren, maar kleinkinderen zijn duidelijk een categorie apart. “Dat is het voordeel van oma zijn!”, nog zo’n stelling van haar. Eentje die ons allen de mond snoert: einde verhaal, moeder heeft gelijk.

Dat weten de kinderen ook: oma is de baas! Al krijgen ze er veel van gedaan. Neem nu Lise (net 4 jaar), een pientere kleuter die een verhaal kan verkopen zoals het haar best uitkomt. Sinds kort zit ze op ballet en gelukkiger kan je zo’n kind blijkbaar niet maken. Na vier weken testlessen was er al een eerste hoogtepunt waar ze onnoemelijk hard naar uitkeek: het balletpakje – de sloefjes had ze in maart al gekregen van oma, samen met een zilveren tutu. (“Ze is daar zo blij mee.”) “Horde genomen, op naar de volgende,” moet dat kind gedacht hebben, want midden deze week had ik mijn moeder aan de telefoon.

“Lise is de enige in de balletklas zonder een echt ballettasje. Al de anderen hebben een mooi zakje en zij heeft dat niet.” Ik zie ze al voor me, die vierjarige met grote ogen en opgeheven schouders, een pruilende onderlip. Ze kan er niets aan doen, oma! Mijn jongste broer kon dat ook goed. Van vreemden heeft ze het dus niet.

Maar goed, een tasje dus. Dat kan niet zo’n groot probleem zijn in een huis waar zelden iets wordt weggegooid. Ik weet uit het hoofd te zeggen dat in de halkast toch leuke tasjes liggen (bordeaux met een beetje roze zelfs, zeker een voltreffer). Ja, die hadden ze wel gevonden, maar die vond mevrouw – de vierjarige – niet mooi genoeg. Dus trokken ze mijn oude kamer in, op ontdekkingstocht in mijn verleden. Tussen rekken vol oude cursussen, dozen met chirorelikwieën en zakken vol oude balletsloefjes zag kleine Lise haar balletzakje staan. Uit de doos met verkleedkleren stak een punt van iets roze en schitterend zilver. Als dat een vierjarige niet aantrekt, weet ik het ook niet meer.

De vraag van mijn moeder aan de telefoon dus: of ze dat zakje mocht hebben. “Natuurlijk wel, maar ga je zoiets lelijks echt meegeven? Er bestaan zoveel mooiere zakjes. Dat knalroze plastieken ding met zilveren noppen heeft ooit gediend om me te verkleden als Kelly Osbourne, moeder. Je kan die kleine daarmee toch niet over straat laten gaan?!”

Te laat dus, want “Ze wilde dat zakje graag en eigenlijk heeft ze hem al.” Daar sta je dan met je mond vol tanden en de stiekeme missie om binnen de week een tasje te vinden dat het gedrocht doet vergeten.